Passend inclusief onderwijs, maar hoe dan?

Hoe kan het dat het zo vaak niet lukt om als school een gemeenschap te zijn die includeert? Waar gaat het mis? Mathilde Tempelman-Lam doet daar onderzoek naar, om zo een bijdrage te leveren aan inclusiever onderwijs in Nederland. In dit artikel legt ze uit hoe ze daar, met ondersteuning van de Leonardus Stichting, aan werkt.

Door Mathilde Tempelman-Lam

Het onderwijs heeft mijn hart. Ik zie scholen als gemeenschappen die normaliseren, socialiseren en hoop bieden. Plekken waar relaties ontstaan, waar geleerd en geleefd wordt en waar mensen in al hun eigenheid mogen bloeien. Ik zie ook dat scholen plekken kunnen zijn van uitsluiting, van smalle normen en nobele bedoelingen die in de praktijk averechts uitwerken. In mijn promotieonderzoek wil ik ontdekken hoe het beter kan.

Wat bedoel ik met inclusief onderwijs? Inclusief onderwijs beoogt dat kinderen en jongeren met beperkingen volop deelnemen in het reguliere onderwijssysteem. De noodzaak en meerwaarde daarvan worden breed onderschreven en zijn zelfs vastgelegd in het VN-verdrag Handicap uit 2006. Ook Nederland ratificeerde dit verdrag (2016) en ontwikkelde mede op basis van dit verdrag de Wet Passend Onderwijs (2014). Daarmee heeft het onderwijs in Nederland de wettelijke taak om inclusief onderwijs te bevorderen (Onderwijsraad, 2020; Ledoux & Waslander, 2020).

Hoe staat het er in Nederland voor? Recente onderzoeken laten zien hoe het met de realisatie van inclusief onderwijs in Nederland gaat. Zo heeft het Consortium Evaluatie Passend Onderwijs met een NRO-onderzoeksprogramma gedurende vijf jaar de ontwikkeling van Passend Onderwijs gevolgd (Ledoux & Waslander, 2020) en deed de Onderwijsraad onderzoek naar de vraag wat ervoor nodig is om het onderwijs in Nederland inclusiever te maken (Onderwijsraad, 2020).

Op basis van die beide onderzoeken worden aanbevelingen gedaan om tot een inclusievere onderwijspraktijk te komen. Wat me opviel is dat er in deze aanbevelingen niet gewezen wordt op de invloed van taal. Mijn hypothese is dat juist hoe er geschreven en gesproken wordt over kinderen en hun behoeften en mogelijkheden, weleens van grote invloed zou kunnen zijn op het in de praktijk brengen van inclusie in het onderwijs.

Hoe zit dat eigenlijk met taal? Taal en taalgebruik zijn vormen van maatschappelijk handelen. Al die talige handelingen samen worden discours genoemd. Taal(gebruik) is geen neutraal hulpmiddel om onze gedachten, opvattingen en gevoelens door te geven. Woorden, gesproken of geschreven, kunnen macht uitoefenen (Achterhuis, 2008). Dat herkennen we allemaal als het gaat om een uitspraak van een persoon in een machtspositie. Maar er zijn ook subtiele, verborgen en onbewuste invloeden die van taal uitgaan. Een mooi voorbeeld van die subtiele invloed vind ik een Fins onderzoek naar de manier waarop er in officiële documenten geschreven wordt over doofheid en dove mensen. Het dominante beeld verschoof in de periode vanaf 1892 tot heden van object van naastenliefde, via de noodzaak tot integratie in de maatschappij naar volwaardig lid zijn van een linguïstische en culturele minderheid in Finland.

De methode van discoursanalyse werd ingezet om te laten zien hoe het perspectief van overheden op een deel van de bevolking kan veranderen als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen en hoe dit zichtbaar wordt in de manier waarop er over de betreffende groep wordt gesproken en geschreven (Montesano Montessori, 2018).

De sociale werkelijkheid in het algemeen, en de werkelijkheid van inclusief onderwijs in het bijzonder, kunnen we dus niet op een neutrale manier beschrijven (Fairclough, 2003). Nu ben ik wat activistisch van aard en wil ik met dit onderzoek niet alleen iets laten zien, maar ook (hulpmiddelen voor) verandering realiseren. Wat Michel Foucault over taal zegt, spreekt me dan ook erg aan. Hij noemt taal een medium dat bestaande machtsstructuren in stand kan houden, maar ook kan veranderen (1971).

Hoe ga ik in dit onderzoek te werk? Ik wil met dit onderzoek te weten komen welke invloed er uitgaat van de taal die we gebruiken als we het hebben over de behoeften en mogelijkheden van kinderen. Door middel van discoursanalyse probeer ik die invloed te  beschrijven, begrijpen en verklaren. Dat doe ik door wetteksten, beleidsdocumenten en gesprekken op de werkvloer in het (basis)onderwijs te analyseren.

Er zijn een aantal (inter)nationale documenten die de denkbeelden over onderwijs en inclusie sterk gekleurd hebben. Het Internationaal Verdrag Rechten van het Kind (1989) bijvoorbeeld, maar ook de Salamanca Verklaring (1994), het VN Verdrag Handicap (2006) en de Wet Passend onderwijs (2014). Die documenten analyseer ik om zichtbaar te maken welke betekenis er wordt gegeven aan woorden als onderwijs en inclusie, welke waarden en normen erin naar voren komen en welke voorbeelden en metaforen er worden gebruikt. Ook in de beleidsdocumenten van scholen kijk ik hiernaar.

Ik werk in dit onderzoek met een drietal basisscholen samen. Van deze scholen mag ik het Schoolondersteuningsplan (SOP) gebruiken voor de analyse. Ook de ondersteunings- plannen van de samenwerkingsverbanden Passend onderwijs, waar deze scholen deel van uitmaken, analyseer ik. Daarnaast mocht ik op de scholen opnames maken van gesprekken waarin de onderwijsbehoeften van kinderen centraal stonden. Zo kan ik de taal op papier en in de dagelijkse praktijk allebei onderzoeken.

Wat levert dat op? Beschrijven, begrijpen en verklaren zijn de stappen die ik in dit onderzoek neem. Ik schreef echter ook al dat ik met dit onderzoek hulpmiddelen voor verandering wil aanreiken. Je kunt daarbij denken aan voorbeelden, denkkaders en metaforen die helpen om zo te schrijven, te spreken en te organiseren (want ook dat is discours) dat kinderen met een diversiteit aan behoeften en mogelijkheden samen aan het (regulier) onderwijs kunnen deelnemen.

Het feit dat ik sinds augustus van dit jaar met mijn gezin in Zweden woon, levert een mooi aanvullend perspectief op. Juist in een andere omgeving word je des te meer bewust van zaken die je altijd als vanzelfsprekend hebt aangenomen. Bijvoorbeeld als het gaat om de manier waarop we het onderwijs in Nederland organiseren. Daardoor vallen me in de analyses nieuwe dingen op. En kom ik met andere voorbeelden, denkkaders en metaforen in aanraking. Daar deel ik graag meer van in het netwerk van de Leonardus Stichting!

 

Buitenpromovendus

Mathilde Tempelman-Lam (32) werkt als beleidsadviseur en onderzoeker voor het onderwijs en in het sociaal domein. Ze woont (tijdelijk) in Zweden, waar ze voor de klas staat en aan haar onderzoek met de werktitel ‘Passend inclusief’ werkt. ‘Passend inclusief’ is haar promotieonderzoek, dat ze als buitenpromovendus bij de Universiteit Utrecht doet, begeleid door prof. dr. Cok Bakker als promotor en dr. Nicolien Montessori als co-promotor. De Leonardus Stichting biedt financiële ondersteuning in dit proces.

Bekijk hier onze laatste nieuwsbrief.

Lees hier

Doneren

Met een periodieke gift steunt u de Leonardus Stichting met belastingvoordeel. U schenkt jaarlijks 1 vast bedrag over een periode van minimaal 5 jaar. Uw gift is volledig aftrekbaar van de belasting. Wilt u ons steunen met een periodieke gift? Klik op de onderstaand link om het formulier te downloaden en ons te steunen met een schenking of periodieke gift.
Doneer nu