Een nieuw perspectief: mijn Zweedse avontuur in onderwijs en onderzoek

Mathilde Tempelman-Lam doet als buitenpromovendus onderzoek naar het discours in passend en inclusief onderwijs. De Leonardus Stichting ondersteunt haar promotietraject aan de Universiteit van Utrecht. Mathilde werkt naast haar onderzoek als leerkracht op een school in Zweden. In dit artikel beschrijft ze hoe ze daar nieuwe inzichten kreeg in inclusief onderwijs.

Door Mathilde Tempelman-Lam

Anderhalf jaar geleden verhuisden we met ons gezin naar Zweden. We wilden hier tijdelijk gaan wonen, als avontuur om onszelf en dit mooie land op een andere manier te leren kennen. Al gauw werd duidelijk dat een jaartje als ‘proef Zweden’ niet genoeg zou zijn. De kinderen hadden hun draai gevonden op school en ook wij ontdekten het land op allerlei verschillende manieren. Zo begon ik via een kunstproject en een tijdelijke invalbaan als docent beeldende kunst en design op een internationale school. Naast mijn onderzoek en een aantal zzp-klussen, werd het werk op school steeds belangrijker voor me. Ik deed nieuwe ervaringen op en herontdekte het onderwijs, na bijna tien jaar niet in de klas gewerkt te hebben. En die (her)ontdekking bracht ook een nieuw perspectief op mijn onderzoek.

Door mijn werk als docent begon ik anders naar m’n onderzoek te kijken. Met steun van de Leonardus Stichting was ik de afgelopen anderhalf jaar vooral bezig geweest met mijn onderzoeksplan en methodiek, ik had data verzameld op Nederlandse scholen en een heleboel teksten geanalyseerd. Dat deed ik met een hart dat vol was van onderwijs en met een stevige visie op inclusie. Ik zag scholen als gemeenschappen die normaliseren, socialiseren en hoop bieden. Als plekken waar relaties ontstaan, waar geleerd en geleefd wordt en waar mensen in al hun eigenheid mogen bloeien. Toch merkte ik dat de exercitie waar ik in mijn onderzoek mee bezig was, te ver af stond van wat ik als docent in de klas meemaakte.

Organisch proces

Dat zette me aan het denken: helpt dit onderzoek docenten in de klas eigenlijk wel? En maakt het mij een betere docent? Met mijn promotor, prof dr. Cok Bakker, sprak ik hierover. Hij liet me zien dat er veel manieren zijn om met een promotieonderzoek bezig te zijn. Je kunt er met een vastomlijnd plan ingaan en dat stap voor stap volgen, zoals ik dat tot dusver had gedaan. Maar een promotieonderzoek kan ook een meer organisch proces zijn. Een proces waarin je, bijvoorbeeld als docent, onderzoekt wat in jouw directe werkomgeving relevant is en zo heel dicht bij de praktijk nieuwe inzichten verzamelt. Zo’n proces hoeft vooraf niet helemaal dichtgetimmerd te zijn. Het mag groeien op basis van de ontwikkeling die bijvoorbeeld de school en de docent-onderzoeker meemaken. Dat was een nieuw inzicht voor me, waardoor ik met andere ogen naar zowel m’n onderzoek als mijn school als werk- en onderzoeksplek ging kijken.

Uitstapje

Voordat ik vertel hoe dat inzicht mijn onderzoek heeft beïnvloed, maken we een klein uitstapje naar de school waar ik werk. Want de context hier is anders dan op Nederlandse scholen, anders dan reguliere Zweedse scholen en ook anders dan een doorsnee internationale school. Op de International School of Älmhult, waar ik sinds een jaar als docent werkzaam ben, vormen we een super diverse gemeenschap. Een belangrijke factor daarin is het feit dat we internationaal onderwijs bieden, vanzelfsprekend komen de kinderen op onze school dus van over de hele wereld. Er is echter nog iets anders interessants aan deze school; het is een openbare, gemeentelijke school. Dat betekent dat alle kinderen welkom zijn en het onderwijs door de Zweedse overheid wordt bekostigd. De financieringsvorm van het onderwijs speelt een belangrijke rol als het gaat om de populatie van leerlingen op een school. Internationale scholen zijn vaak privéscholen, waar ouders een flink bedrag voor het onderwijs van hun kind moeten neertellen. Het onderwijs op die scholen is daarmee alleen bereikbaar voor select gezelschap, dat voor dit type onderwijs kan betalen. Hier op de International School of Älmhult is dat dus niet het geval. Dat maakt dat de school er voor een breed pallet aan kinderen kan zijn.

Daarnaast zijn we, als openbare school, gebonden aan de Zweedse wetgeving op het gebied van inclusie. En die gaat ver, in vergelijking tot wat we in Nederland kennen. Speciaal onderwijs is alleen beschikbaar in zeer uitzonderlijke gevallen. De kinderen die we in Nederland op het speciaal basisonderwijs tegen zouden komen en een groot deel van de kinderen die in Nederland naar het speciaal onderwijs zouden gaan, gaan hier naar een reguliere school. Dat betekent dat een docent op een openbare Zweedse school kinderen met zeer uiteenlopende onderwijsbehoeften in de klas heeft.[1] En dat gold dus ook voor mij, vanaf het moment dat ik op de International School of Älmhult startte.

Kleine klassen

Met twaalf tot vijftien leerlingen per groep zijn de klassen klein. Ook is er in vrijwel elke les een onderwijsassistent beschikbaar. Dat klinkt heel luxe, zeker vanuit mijn achtergrond in het Nederlandse voortgezet onderwijs waar groepen van dertig leerlingen geen uitzondering zijn. Toch heeft dit onderwijs z’n eigen uitdagingen. Zo zijn de groepen niet op niveau ingedeeld, maar enkel op geboortejaar. De cognitieve mogelijkheden van de kinderen in een klas lopen dan ook sterk uiteen.

Daar komt bij dat er in de jaarlaag waar ik startte veel kinderen met speciale onderwijsbehoeften zaten. In één groep van dertien, had ik bijvoorbeeld vijf leerlingen voor wie een individueel actieplan was opgesteld. In die actieplannen staan strategieën beschreven voor hoe een bepaalde leerling het best tot leren komt en hoe we daar als docent in kunnen ondersteunen. Met die plannen op zich is niks mis, hoewel de reeks aan strategieën hier en daar wat langer was dan als docent met goed  fatsoen voor ogen te houden is te midden van alle split second keuzes die je tijdens een les moet maken. Het probleem was vooral dat er vijf van deze plannen waren, voor vijf zeer uiteenlopende kinderen… en er in de klas ook nog acht andere kinderen zaten. Hoe moest ik als docent ooit aan al hun verschillende onderwijsbehoeften tegemoet komen? Met dat probleem worstelde ik dagelijks, met wisselend resultaat.

  Mathilde Tempelman Lam

Terug naar mijn onderzoek: hoe kon mijn onderzoek naar het discours van passend onderwijs me hierin helpen? Die vraag vond ik, om eerlijk te zijn, niet eenvoudig te beantwoorden. Ik merkte dat ik door gevoeligheid voor de macht van het discours anders sprak over diagnoses, onderwijsbehoeften en actieplannen. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat het werk van een docent werk met groepen kinderen is, bleef ik door de individuele actieplannen geneigd om vooral individuele behoeften te managen. Daar zat een interessante link tussen mijn onderzoek en mijn dagelijks werk op school. Wat die link was en hoe die link tot een nieuwe invalshoek in m’n onderzoek kon leiden, zag ik echter nog niet direct.

Onderwijsbehoeften

Tot mijn manager kort voor de zomervakantie een nieuwe ontwikkeling voor het nieuwe schooljaar introduceerde. We zouden voortaan kleine teams van docenten rondom een jaarlaag gaan vormen. Zo’n team kon dan samen met een strategie voor de groep leerlingen komen. Op die manier zouden we beter in staat om zijn een groep zo te benaderen dat we recht doen aan de diversiteit aan onderwijsbehoeften in de klas.

Ineens was het me duidelijk: deze ontwikkeling in de school was de link tussen mijn onderzoek en mijn docentschap, de link waar ik naar zocht. Ik ging in gesprek met m’n manager en m’n promotor en samen kwamen we tot de conclusie dat dit onderwerp de moeite van het onderzoeken waard was. En zo geschiedde: ik begon het nieuwe schooljaar met een nieuw onderzoeksplan om die nieuwe ontwikkeling te volgen. Daar zit ik nu middenin. I’ll keep you posted.

[1] Skolverket, het Zweedse Ministerie van Onderwijs, meldt dat er in schooljaar 23/24 slechts 764 leerlingen naar een school voor speciaal onderwijs gingen. 764 leerlingen op de totale populatie van 1.110.000 leerlingen die het land rijk is. Het gaat hier om leerlingen in de leeftijdsgroep van 7 tot en met 16 jaar, de leerplichtige leeftijd.

Bekijk hier onze laatste nieuwsbrief.

Laatste nieuwsbrief

Doneren

Met een periodieke gift steunt u de Leonardus Stichting met belastingvoordeel. U schenkt jaarlijks 1 vast bedrag over een periode van minimaal 5 jaar. Uw gift is volledig aftrekbaar van de belasting. Wilt u ons steunen met een periodieke gift? Klik op de onderstaand link om het formulier te downloaden en ons te steunen met een schenking of periodieke gift.
Doneer nu